24
aug

Kneuzingen en blutsen

Gepost door Katharina Van Cauteren

Uw dienares is ziek geworden deze week. Volgens mijn dokter nog een restje van mijn exotische omzwervingen eerder deze zomer. ‘Ergens een beestje opgegeten,’ zei ze laconiek.

Nu kan ik u verzekeren dat ik het als welopgevoed veggiemeisje tracht te vermijden om beestjes te eten, tenzij ze microscopisch klein zijn en ze zich verbergen in iets wat er voor de rest heel plantaardig uitziet. En dat terwijl ik net nog zo’n vurig pleidooi had gehouden voor de groenten en het fruit van de oosterse markten, waar geblutste appels en zielig bruin gevlekte bananen zij aan zij liggen met aubergines die halverwege de groei zijn blijven steken. Véél lekkerder dan het opgeblazen en zogenaamd volmaakte fruit zoals dat hier in de supermarkt te vinden is. Ja, Koen Wauters wist het al: ’t zit vanbinnen. En als Koen Wauters het zegt, moet het wel waar zijn.

Maar blijkbaar bevatten mijn smakelijke, maar kromme komkommers en net-niet-zo glimmende tomaten dus af en toe ook een parasiet, en als God en Alexander Fleming de antibiotica niet hadden uitgevonden, was dat ene blaadje sla mij misschien wel fataal geweest. En op slag had ik begrip voor de zeventiende-eeuwse stillevenschilders, die weliswaar net als ondergetekende een zekere sympathie bleken te koesteren voor gekneusd en wormstekig fruit, maar die ook wisten waar dat kon toe leiden. Kijkt u maar naar het tafereel van Balthasar Van der Ast, waarop appels, peren, pruimen en druiven zijn opgestapeld, terwijl een legertje insecten, versterkt door een hagedis rechts vooraan, afkomt op de weeë geur van de overrijpe vruchten.

Van der Asts schilderij is een typische vanitas-schildering, een weergave waarop het fruit er op het eerste gezicht misschien wel smakelijk uitziet, maar waar de kneuzingen, wormen en insecten de toeschouwer er eigenlijk aan dienen te herinneren dat de aardse schoonheid vergankelijk is, dat alles tijdelijk is, en dat iedereen tenslotte doodgaat. Vrolijke klazen waren het niet meteen, die zeventiende-eeuwers.

Het doel van dergelijke stillevens was nochtans niet het veroorzaken van een collectieve depressie bij al wie aan een dergelijk tafereel voorbij liep. Veeleer bevatten deze werken een miniversie van de bijbelse heilsgeschiedenis. Zo verwijzen de appels er naar Eva’s beruchte appel uit het Aards Paradijs, waarvan slechts één onschuldig hapje de Zondeval teweeg bracht – maar gelukkig zijn er ook de druiven, als het symbool bij uitstek voor Christus, die bij het Einde der Tijden het verloren paradijs zal herstellen. De insecten verbeelden het Kwaad, maar de vlinder staat voor de zuivere ziel, die na de dood rechtstreeks naar de hemel fladdert.

Daarmee toonde een werk als dat van Van der Ast de beschouwer de twee mogelijke levenswegen: u kunt in de voetsporen treden van Eva en kiezen voor een leven vol zoete zonde en nog zoetere lusten – maar weet dat uw lijk vervolgens stinkend zal wegrotten en dat wat van u rest zal worden opgevreten door de wormen. Maar u kunt ook kiezen voor optie B, en gaan voor de gematigde route van de kuise, onthechte en beheerste deugd, die u een enkeltje naar de hemel zal opleveren.

Zelf geef ik echter de voorkeur aan het in de zeventiende eeuw nog onbekende Sneeuwwitjesalternatief, waarbij een hap van een vergiftigde vrucht weliswaar tot vervelende nevenwerkingen leidt, maar waar gulzige meisjes alsnog worden gered door prinsen die strategische kussen uitdelen. En zo was het, dat ook mijn lief mij met zijn vakkundige verwennerijen van de ondergang redde: in de plaats daarvan gaf hij mij twee vlindervleugeltjes, om rechtstreeks mee naar het paradijs te fladderen.

Nee, mijn motivatie om te genezen is opeens niet erg groot meer. Auw, auw, het doet pijn… Hatsjoem en uche uch…

Deze post is gesloten