08
aug

Mijn rosse tuinbuur

Gepost door Giedo De Snijder


De hyperactieve rosbruine eekhoorn die zich al enkele jaren onze tuin heeft toegeëigend, vertoont geen greintje slijtage. De voorbije dagen zie ik hem weer Tarzan playbacken tussen de zwaar dragende hazelaars. Die moet toch ook ouder worden, vraag ik me met passend onbegrip af. Amper met de ogen te volgen als die kerel van boom tot boom, van tak tot tak, op pad is. Of de snelheid waarmee die met zijn neus en voorpoten kuiltjes graaft in het gazon om er de gesprokkelde oogst in weg te bergen. Een beetje meewarig spreek ik hem soms binnensmonds aan: “Hé ADHD’erke, niet overdrijven! Er komen nog dagen.”
Voor dergelijk advies heeft de eekhoorn geen oren. Tja, tegen een varken moet je ook niet zeggen: “Stop nu eens met knorren en wroeten”. Neen, in de natuur is alles duidelijk geregeld en afgebakend. Zo van: “Een mug kan wel vliegen, maar een vlieg kan niet muggen”. Alleen voor ons, tweepoters, is de Schepping iets minder strikt geweest. Al zijn we geboren als apen van mensen, wij kunnen ten allen tijd nog opteren om de ezel of het varken uit te hangen. Dat is het principe van de vrije keuze of vrije wil dat enkel voor ons, mensen, is weggelegd.
Volgens Grimm ging het er na de Schepping als volgt aan toe: God besloot voor alle schepsels een natuurlijke levensduur van 30 jaar vast te leggen. De ezel kwam zagen en meende dat 30 jaar zwoegen van het goede te veel was. God ging akkoord en deed er voor de ezel 18 jaar af. Dan kwam de hond en die vroeg ook verkorting van zijn hondeleven. Die kreeg 12 jaar korting. De aap vroeg 10 jaar minder en God, nog steeds in een goede bui, stemde nu ook toe. Tenslotte kwam de mens en die wilde, tegen de gang van zaken in, langer leven. God deed er voor de mens de 18 jaar van de ezel, plus de 12 jaar van de hond en zelfs de 10 jaar van de aap bij. Wel, het is daarom dat mensen de eerste 30 jaren van hun leven in volle gezondheid en geluk doorbrengen. Daarna komen echter de ezelsjaren van non-stop werken voor een periode van 18 jaar. De volgende 12 jaren zijn de hondejaren, zittend bij de open haard, mopperend en grommend. Tenslotte komen de apejaren, waarbij mensen wat dan ook doen, eigenlijk alles doen wat in hen opkomt.
Koppel dit onweerlegbaar levenspatroon nu aan de mogelijkheid tot vrije wil, en je krijgt rare en bizarre fenomenen. Ik wil ze geen eten geven die geen afstand kunnen nemen van een vroegere levensfaze, en ijdele pogingen ondernemen om de Tijd terug te dringen, waarbij noch geld noch moeite bespaard wordt.
Maar wat moet een mens in zijn hondejaren? Te weinig hond om dag in dag uit te grommen, te oud om iedere dag de ezel uit te hangen en te jong voor apestreken.
De Hondsdagen glijden voorbij en wijl ik op mijn knieën met mijn handen in de tuinaarde zit, hoor ik geen eeuwenoude, grootse verhalen meer van Kruistochten en Kathedralen, maar een zacht gefluister dat als een frisse adem in me opzwelt tot een golf van minzaamheid.